top of page
OOIEVAAR TROU TRANS-wit.png

GESCHIEDENIS

{E1667392-FB8E-11DF-9E4D-523BC2E286E2}_0.jpg
Schermafbeelding 2023-01-19 om 11.12.47.png

Het huis

Het Huis met de Trappen werd in het midden van de achttiende eeuw gebouwd in opdracht van Jacob Hoofman, een rijke Haarlemse koopman en lid van de Sociëteit Trou moet Blycken. Het exterieur werd volledig gerenoveerd door architect Abraham van der Hart, stadsbouwmeester van Amsterdam. Deze ontwierp ook twee andere Haarlemse stadspaleizen: het Hodshon Huis en het Huis Barnaart.

 

Na de dood van haar vader in 1799 liet Maria Hoofman ook het interieur vernieuwen door Van der Hart. In de eeuwen daarna vonden nog meerdere verbouwingen en renovaties plaats.

 

Na een verwoestende brand in 2014 werd het interieur na uitvoerig historisch onderzoek in de oude glorie hersteld. De vertrekken kregen elk een eigen sfeer en samen vormen ze een weer harmonieus geheel, precies zoals Van der Hart het ooit had bedoeld.

REDERIJKERSKAMER HAARLEM

Rederijkerij

Rond het begin van de vijftiende eeuw brachten Vlaamse migranten de rederijkerij naar Holland. Rederijkers waren liefhebbers van taal, dichtkunst en toneel. Overal in het Nederlandse taalgebied werden rederijkerskamers opgericht.

 

De leden van deze verenigingen spraken af elke maand een gedicht te schrijven over een opgegeven onderwerp. Zo’n kunstig geschreven gedicht moest aan strenge regels voldoen.

 

Ook vonden geregeld ‘landjuwelen’ plaats, wedstrijden tussen rederijkerskamers uit verschillende steden. Tijdens zo’n evenement werd gewedijverd in het opvoeren van toneelstukken en het houden van symbolische optochten.

Rederijkerskamers speelden een centrale rol in het literaire leven in de laatmiddeleeuwse steden. Zij werden door het stadbestuur ingeschakeld bij feesten, zoals de blijde inkomst van de landsheer- of -vrouwe en bij het organiseren van optochten en openbare toneelvoorstellingen. Zo bepaalden zij mede het aanzien van de stad.

rederijkerskamer verhuurlocatie Haarlem

Haarlemse Rederijkerskamer

In het Haarlemse gemeentearchief bevindt zich een document uit 1503 dat verwijst naar ‘d’ Aloude Rethorijckkamer der Pellicanisten onder de zinspreuk Trou Moet Blycken’. Daaruit blijkt dat de Haarlemse Rederijkerskamer al ruim voor 1503 bestond.

 

De naam Pellicanisten verwijst naar het blazoen (wapenschild) van de Haarlemse Rederijkerskamer. Daarop prijkt een pelikaan die haar jongen voedt met het bloed uit haar opengepikte borst. Volgens de overlevering doen pelikanen dat bij voedselschaarste. Hierin zag men een analogie met de zelfopoffering van Christus. 

Blazoenen

In 1606 organiseerden de Pellicanisten zelf een landjuweel. Als geschenk ontvingen zij de blazoenen van de veertien bezoekende kamers: op houten panelen geschilderde wapenschilden vol symboliek. Deze sieren nog altijd de wanden van de Stijlkamers en de Grote Zaal.

In de tweede helft van de zeventiende eeuw ontwikkelde de Haarlemse Rederijkerskamer zich tot een herensociëteit. De literaire traditie wordt nog altijd voortgezet, met een voorgedragen jaarzang en een jaarlijkse toneelvoorstelling, waarvoor de leden zelf de teksten schrijven.

bottom of page